Information
Music theory
Musical analysis
music history > course > romantiek

Romantiek

  • 1. Uit de voegen...
    De grootste veranderingen in de 19e eeuwse muziek liggen op het gebied van de harmonie en de vorm. De harmonie ontwikkelt zich zeer snel, zo snel dat ze rond 1880 in een crisis belandt. De vorm wordt enorm opgerekt, waardoor men z'n toevlucht zal moeten nemen tot andere bindende middelen, zoals buitenmuzikale ideeën en programma's (programmamuziek).

    Tegelijkertijd wordt het 'geluid' anders: meer instrumenten in het orkest, meer geluidseffecten, grotere dynamiek, meer extreem hoge en extreem lage instrumenten.

    Voorbeeld romantisch orkest:  arrow (1K) Bruckner, Symfonie 9, scherzo


  • 2. Instrumentale muziek
    Componisten in de 19e eeuw blijven de klassiek genres hanteren maar gaan er vrijer mee om. Naast de bestaande genres (de absolute symfonie blijft bestaan - Schubert, Brahms, Bruckner)ontstaan er enkele nieuwe: concertouverture en het symfonisch gedicht. Het karakterstuk bestond al maar beleeft in de 19e eeuw een ongekende groei.

    2.1. Programmamuziek, symfonisch gedicht, concertouverture (orkest)
    Nieuw zijn de meerdelige programmatische symfonie (bv. Symfonie fantastique Berlioz), het eendelige symfonisch gedicht (Les Preludes van Liszt) en de eendelige concertouverture (van Mendelssohn). Gemeenschappelijke kenmerken zijn:
    • Inhoud en vorm worden ingegeven door een buitenmuzikale inhoud: schilderij, een gedicht, een gedachte etc.
    • Het programma loopt parallel aan de muziek; het roept -in een ander medium- vergelijkbare ideeën en gemoedstoestanden op.

    Berlioz' Symfonie fantastique (ou épisodes de la vie d'un artiste) uit 1830 maakt overigens gebruik van een Idée fixe, een hoofdthema dat in elk deel verschijnt en een vrouw representeert wier liefde hij (Berlioz) hoopt te winnen. De idée fixe is een lange melodie die wordt uitgebreid en omspeeld om zo goed aan te sluiten op het karakter van elk deel.

    Voorbeeld programmamuziek:  arrow (1K) Berlioz, idée fixe (uit Symphonie fantastique)


    In onderstaand fragment uit Berlioz'symfonie (Songe d'une nuit du sabbat - Droom van een heksensabbat) klinkt het gregoriaanse Dies Irae (vanaf 3:10), dat later ook nog eens door Liszt in zijn Totentanz zou worden gebruikt.

    Voorbeeld programmamuziek:  arrow (1K) Berlioz, deel 5, Songe d'une nuit du sabbat (Droom van een heksensabbat)(uit Symphonie fantastique)


  • De concertouverture is een eendelig werk, programmatisch van opzet dat als een openingsstuk van een concert dient.
    Voorbeeld: Ouverture Die Hebriden van Mendelssohn.

    Voorbeeld programmamuziek:  arrow (1K) Mendelssohn, Hebriden Ouverture


    2.2. Miniaturen (piano)
    Anderzijds koestert de Romantiek het onaffe, de impressie, de inval. Het korte pianostuk b.v. neemt een enorme vlucht (Prélude, Impromptu, Bagatelle) met componisten als Schumann en Chopinen later Rachmaninow. Ook wel genoemd het karakterstuk ofwel lyrisch genrestuk. Daarnaast blijven de klassieke genres voor pianocomposities bestaan (sonate, variaties).

    Voorbeeld miniatuur:  arrow (1K) Schumann, Am Kamin (uit Kinderszenen)

  • 3. Wereldlijke vokale muziek 1: opera
    De tragische opera komt weer meer in de belangstelling te staan. Twee figuren spelen de grootste rol Wagner en Verdi.

    3.1. Wagner
    Wagner schept het muziekdrama, met de volgende kenmerken:
    • Poëzie, decor, mis-en-scène, handeling en muziek werken samen en vormen zo een overkoepelende eenheid, een totaalkunstwerk (Gesamtkunstwerk). Handeling van het drama had volgens Wagner een een innerlijk en een uiterlijk aspect. Orkest drukt het innerlijk aspect uit en heeft de belangrijkste rol. Uiterlijk aspect wordt uitgebeeld door de handeling en via de gezongen tekst verduidelijkt. Veel van zijn onderwerpen (nationalisme) ontleendt Wagner aan de Germaanse mythologie.
    • Doorgecomponeerde opera: muziek gaat tijdens een akte continu door (unendliche Melodie),en het onderscheid tussen recitatief en aria valt nagenoeg weg, hoewel er verschillende secties te onderscheiden zijn: bv. reciterende passages naast meer arioso-achtige gedeelten.
    • Leitmotiv
      Een muzikaal gegeven (meestal een karakteristiek motief) geassocieerd met een persoon, ding, emotie of idee in het drama. Treedt een persoon etc. voor de eerste keer op, dan klinkt het Leitmotiv in het orkest.

    Voorbeeld:  arrow (1K) Wagner, voorspel tot Tristan en Isolde


  • 3.2. Verdi
    • Verdi componeerde 26 opera’s, de eerste in 1839.
    • Hij stond onder invloed van het nationalisme en geloofde dat elke natie zijn eigen muziek zou moeten ontwikkelen. De werken van Verdi zijn dan ook sterk verbonden met het Italiaanse nationalisme. De hoofdpersonen in zijn opera’s raken vaak verwikkeld in een strijd tussen vriendschap, liefde, eer én vaderland. In het beroemde Slavenkoor uit Nabucco zingen de in Babylon gevangen joden over hun heimwee naar Israël. Het koor groeide uit tot soort volkslied van de Italiaanse nationalisten.
    • Verdi bewonderde Beethoven en is eerder een klassieke dan een romantische componist te noemen; klassiek in de zin van een ontkenning van de romantiek. De latere Verdi greep zelfs terug op Palestrina.
    • Verdi concentreerde zich op het menselijke drama in zijn opera’s maakte de rol van natuur en mythologie -zo belangrijk in de Duitse opera’s- ondergeschikt. Verdi zat veel meer dan Wagner verstrikt in het net van de operatraditie dan Wagner: Italië hãd een enorme operatraditie, Duitsland niet. Pas op latere leeftijd kon Verdi zijn eigen wil aan het publiek opleggen en vanaf moment zie je zijn opera’s dan ook muzikaal (melodisch en harmonisch) rijker worden. Ook de laatste opera’s van Verdi zijn vrijwel volledig doorgecomponeerd. Een mooie late Verdi is de opera Otello, naar een toneelstuk van Shakespeare.

    Luister naar ouverture tot La Forza del destino van Guiseppe Verdi (1813-1901):

    Voorbeeld:  arrow (1K) Verdi, Ouverture tot La Forza del destino

  • 4. Wereldlijke vokale muziek 2: lied
    Het Lied was tot nu toe huismuziek geweest, was bedoeld voor kleine kring. Liedavonden in de concertzaal waren er niet. Met Schubert veranderde "het lied van milieu, zonder evenwel zijn intiem karakter te verliezen. Het gevolg was echter de splitsing van de rollen van zanger en begeleider, waardoor aan de pianopartij grotere eisen konden worden gesteld." (Bernet Kempers, Muziekgeschiedenis, p. 257). Ook het lied ontwikkelt zich in de tweede helft van de 19e eeuw in de al bekende twee richtingen (zie introductie): een conservatieve, klassicistische met o.a. Brahms en Robert Franz en een progressieve o.a. Liszt, Wagner, Wolf en Strauss

    Wat het 19e eeuwse lied bijzonder maakt, speciaal in de doorgecomponeerde liederen, is de eenheid tussen tekst en muziek. De muziek verklankt nauwgezet de sfeer en stemming van de liedtekst en beeldt situaties uit. De meeste liederen hebben pianobegeleiding, maar aan het eind van de 19e eeuw verschijnen er (met als een van de eerste componisten de Nederlander Alphons Diepenbrock) ook orkestliederen.

    4.1. Schubert
    Schubert componeerde liederen in een grote verscheidenheid aan vormen en stijlen. Sommige composities zijn romantisch, zoet van toon, andere declamatorisch en dramatisch, weer andere hebben de ongekunsteldheid van een volkslied. Schuberts vormkeuze corresponderen altijd met de poëtische en muzikale eisen van de tekst. Vaak zijn ze strofisch, al dan niet licht gevarieerd. Begeleidingsfiguren illustreren de tekst en leveren een bijdrage aan het karakter van het lied.

    Harmonische gebeurtenissen, zoals het wisselen tussen majeur en mineur vromen van een drieklank, chromatiek en plotselinge modulaties helpen veelal het drama te portretteren.o

    Teksten zijn van verscheidene dichters, in het bijzonder van Goethe, Wilhelm Müller en Heinrich Heine. Liederen zijn soms -al dan niet posthuum- verschenen als liedcycli, zoals, Schöne Müllerin (1823), Winterreise (1827) en Schwanengesang (1828).

    Voorbeeld:  arrow (1K) Schubert, Gute Nacht (Winterreise)


    4.2. Schumann
    Robert Schumann (1810-1856) schreef zo’n 245 liederen. Hij is de grote voortzetter van Schubert op dit gebied. Toch verandert er bij hem wel iets; de rol van de begeleiding verandert stilaan in een niet zo zeer uitbeeldende , maar veeleer een interpreterende functie. Typerend de soms lange naspelen voor piano alleen aan het slot van een paar van zijn liederencycli, zoals b.v. Dichterliebe. Klaviergedicht is hiervoor een relevante term.

    Luister naar Die beide Grenadiere op tekst van Heine.

    Voorbeeld:  arrow (1K) Schumann, Die beide Grenadiere


  • 4.3. Wolf
    Hugo Wolf (1860-1903) schreef meer dan 250 liederen. Elk van zijn liederenbundels was gewijd aan een enkel dichter (Goethe, Mörike) of een groep dichters. Hij gaf de voorkeur aan Wagners benadering van poëzie en gebruikte geen strofische zettingen of volksliedachtig idioom. De zangstem is eerder reciterend (unendliche Melodie, dan bel canto-achtig). Zijn harmonie is ook geïnspireerd door Wagner: chromatisch en tonaal ambigu. In een aantal van zijn liederen toont hij aan te beschikken over een een forse dosis humor.

    Voorbeeld:  arrow (1K) Wolf, Schlafendes Jesuskind

  • 5. Nationale scholen: reactie op Duitse overheersing
    Het zwaartepunt ligt (behalve in Italië waar operacomponisten Rossini, Verdi en Puccini de toon aangeven) op de instrumentale muziek. Duitstalige componisten even de toon aan. De Duitse overheersing zal de motor vormen voor het ontstaan van de Nationale scholen: componisten die zich bewust afkeren van het Duitse ideaal en zich gaan wenden tot verleden en folklore van hun eigen land (Grieg in Noorwegen, Sibelius in Finland, Dvorák, Smetana en Janácek in Tsjechoslowakije, De Falla en Granados in Spanje, Moessorgsky en Borodin in Rusland, Benoit in België etc.). Ook enige 20ste eeuwse componisten, zoals Bartók en Kodaly en de jonge Strawinsky kunnen nog tot deze groep worden gerekend. Kenmerken van muziek van de nationale scholen:
    1. Citeren en bewerken van volksmuziek.
    2. Nieuw gecomponeerde muziek in de stijl van de volksmuziek.
    3. Volksverhalen, nationale geschiedenis en natuur van het eigen land als onderwerp van liederen opera en programmamuziek.
    4. Eigen taal.
    5. Bij een aantal componisten speelt ook de taalmelodie een belangrijke rol, zoals bij Janácek en Moessorgsky, die in dit opzicht grote invloed uitoefenden op een componist als Debussy.
    6. Modaliteit, kerktoonsoorten en pentatoniek.
    7. Dansritmen.
    8. Gebruik van of imitatie van typische volksinstrumenten als een doedelzak.
    Let op: sommige componisten uit deze groep passen gezien hun muzikale taal meer bij de modernistische componisten uit de 19de eeuw (voorbeeld: Smetena, een leerling van Liszt, die dan bekend werd met zijn symfonische gedichten), anderen passen beter bij de classicistische groep (voorbeelden Dvorák, een vriend van Brahms, die dan ook bekend werd om zijn symfonieën en Grieg, een vriend van Schumann en Mendelssohn, die dan ook bekend werd om zijn lyrische pianomuziek).

    Voorbeeld:  arrow (1K) Moessorgsky, Baba Yaga (gaat over in 'de grote poort van Kiev') uit de Schilderijententoonstelling

    Voorbeeld:  arrow (1K) Sibelius, Finlandia

    Voorbeeld:  arrow (1K) De Falla, Danza lejana uit Noches en los jardines de Espana


  • 5.1 Nationale traditie of exotiek?
    Elementen uit het muzikaal erfgoed werden in de muziek van Haydn, Chopin, Liszt en anderen al toegepast vanwege de exotische aantrekkingskracht en niet om nationalistische redenen. Componisten van de nationale scholen gebruikten het muzikale erfgoed evenwel om hun nationalistische muziek een etnische identiteit te geven en componisten kozen onderwerpen die hun patriottische gevoelens weerspiegelden.

    5.2 Historische betekenis van de nationale scholen
    De nationale scholen bleken een stimulerende kracht voor het muziekleven en brachten een gedifferentieerde muziekproductie tot stand. Landen die voorheen weinig deelnamen aan de cultuurmuziek (bv. Rusland) werden nu van betekenis.

  • 6. Aspecten van de laat 19e eeuwse muziek
    Over de laat 19e eeuwse muziek moet je het volgende vasthouden.
    • De Duitse laat-Romantiek met Mahler en Strauss is gebaseerd op Wagner. Evenwel is de muziek vooruitstrevender en klinkt de individualiteit van de componist erin door. Technisch gezien: improvisatorische, chromatische melodieën, een harmonie waarin de dissonant een steeds grotere rol gaat spelen en een voorliefde voor het orkestrale, opzoek naar een grotere rijkdom aan timbres. Dit alles gevat in een monumentale context.
    • De Fransen zoeken meer intimiteit en nemen meer afstand van de zware grootse Wagnerstijl (Franck, Fauré, Satie en Ravel). Hierin wordt het muzikale impressionisme zichtbaar, waarvan Debussy de vertegenwoordiger is.
    • De 19e eeuw is ook de eeuw van de nationale scholen die overal ontstaan: groepen componisten die het (muzikale) erfgoed van hun land in hun werk doen herleven.

    Ten slotte was er nog een ontwikkeling in operaland: het Verisme of ook wel "realisme" of "naturalisme". Veristische opera's hebben libretti waarin mensen met hun primitieve emoties in alledaagse situaties worden geportretteerd. Menselijke trekken als bedrog, hebzucht, jaloezie, doodslag worden realistisch weergegeven. Verisme opera's lopen meestal slecht af: de dood zal de hartstochtelijke geliefden scheiden. Bekende verisme opera's Pietro Mascagni's Cavalleria rusticana (1890) en Ruggero Leoncavallo's I Pagliacci (1892). Giacomo Puccini (1858-1924) werd eveneens beïnvloed door het Verisme, wat in zijn Tosca (1900) voor het eerst duidelijk werd.

    Voorbeeld:  arrow (1K) Puccini, Tosca


  • 8. Vooruitgang en verleden
    In de Romantiek ontdekt men - mede onder invloed van de filosofie, denk aan Hegel - als het ware de geschiedenis. Ook de muziek wordt nu gezien als iets dat zich langs logische lijnen ontwikkelt. Stijlen volgen zich in onontkoombare logica op, waarbij men het idee van 'vooruitgang' als vanzelfsprekend aanneemt. Enerzijds koestert men de vooruitgang, anderzijds kijkt men bewonderend terug naar het verleden, zoals Mendelssohn, die het werk van Bach herontdekte. Men ging zich ook, in navolging van de wetenschap, steeds wetenschappelijker met de oude muziek bezighouden. Een en ander zal leiden tot de ‘historische’ uitvoeringspraktijk, die feitelijk al bij Saint-Saëns en Brahms begint.


arrow (1K) terug naar hoofdscherm